Inleiding op het auteursrecht
Op vrijdag 15 oktober werd in de Beurs van Berlage in Amsterdam een symposium gehouden rond het thema 'Alternatieve modellen voor auteursrecht'. Dit symposium werd georganiseerd door internetprovider Xs4all en voorvechter van burgerrechten op het internet Bits of Freedom. Het doel van de bijeenkomst was om eens te kijken naar de manier waarop in de toekomst het beste omgegaan kan worden met problemen rondom auteursrecht en internet. Onderzocht werd onder andere of met de komst van eenvoudige manieren om data te kopiëren en in grote hoeveelheden over de wereld te sturen, er geen beter passende vorm van auteursrecht te vinden is. Wij waren bij dit symposium aanwezig in de hoop uit te kunnen vinden hoe de toekomst er in dat opzicht uit zal zien.

Onder de sprekers bevond zich Christiaan Alberdingk Thijm, de advocaat die Kazaa met succes heeft verdedigd. Ook waren er wetenschappers van verschillende universiteiten gekomen om hun licht over de zaak te laten schijnen. Ten slotte waren er enkele leden uit de Eerste en Tweede Kamer aanwezig, die met elkaar in debat gingen over de wijzigingen van de Auteurswet, zoals die begin dit jaar door de Kamer behandeld zijn, en over de toekomst van het auteursrecht zoals zij die voor zich zagen. Alberdingk Thijm beet het spits af met een bijdrage waarin hij een inleiding gaf op het auteursrecht. Hij zette enkele van de problemen uiteen waarmee rechthebbenden geconfronteerd worden sinds het gebruik van internet een grote vlucht heeft genomen.
Inleiding op het auteursrecht
Het doel van de Auteurswet 1912 is tweeledig. Hoofdzakelijk wil de wet bescherming bieden aan rechthebbenden, door een 'return on investment' te waarborgen. In tweede instantie hoopt de wetgever met deze bescherming ervoor te zorgen dat creativiteit en innovatie gestimuleerd wordt. Dit doel wringt tegenwoordig nogal eens met de nieuwere technieken waarmee content van welke aard dan ook over internet verspreid wordt. Het doel van de wet blijft overeind, maar de manieren waarop de rechthebbende daadwerkelijk zijn recht hard kan maken zijn niet voorbereid op de nieuwe ontwikkelingen zoals we die in de afgelopen jaren hebben gezien. De Auteurswet is gebaseerd op een vrij statische driehoek van auteur, exploitant en consument, zo betoogde Alberdingk Thijm. Deze driehoek vormt een behoorlijk overzichtelijke situatie waarin iedere functie een vaste plaats heeft.

Christiaan Alberdingk Thijm aan het woord
Met de komst van zaken als p2p-netwerken en weblogs worden de personen die vroeger slechts eindgebruiker waren echter ineens afwisselend ook exploitant of auteur. De eindgebruiker die zijn bestanden deelt, is plotseling exploitant en de weblogger is auteur en dus rechthebbende ten aanzien van zijn geschriften. Voor deze situatie is de Auteurswet niet geschreven. In de 'ouderwetse' analoge omgeving wordt het auteursrecht via centrale tussenpersonen als een boekhandel of een bioscoop in de gaten gehouden en gereguleerd. Op het internet gebeurt juist alles decentraal en is controle vrijwel onmogelijk. Bovendien is er over het algemeen geen sprake meer van fysieke dragers, maar wordt het voorwerp waarop het auteursrecht rust onzichtbaar verplaatst. Het gebied waar dit alles zich afspeelt is wereldwijd, wat extra problemen veroorzaakt bij de handhaving van auteursrechten.
Ten slotte wordt op internet veel gebruikgemaakt van contracten omdat wetgeving meestal ontbreekt. Door deze complicaties is het oude auteursrecht eigenlijk niet effectief meer als middel om belangen van auteurs (creatieve producenten) te waarborgen. Om die reden is op Europees niveau een wetgevingsproces begonnen met als doel de bescherming van rechthebbenden in het internettijdperk op een passende manier vorm te geven. Voor Alberdingk Thijm is wetgeving overigens niet de enig denkbare manier om op een acceptabele manier recht te doen aan de rechthebbenden.
Denkbare alternatieven zijn bijvoorbeeld DRM (digital rights management), individuele contracten tussen auteur en eindgebruiker of een vorm van heffingen die verder gaat dan het huidige systeem van heffingen op blanco beeld- en geluidsdragers. Zo stelde hij eerder al voor om heffingen op bijvoorbeeld computers, cd-branders, mp3-spelers, breedbandinternet of op de peer-to-peersoftware in te stellen. Op die manier zouden rechthebbenden dan gecompenseerd kunnen worden. Ook is natuurlijk een mengvorm tussen deze verschillende opties denkbaar.
Alternatief model: DRM
Aangezien wetgeving nog steeds een voor de hand liggende oplossing is, heeft het Europees Parlement in 2001 de European Union Copyright Directive (EUCD) opgesteld. Deze richtlijn zal worden geïmplementeerd in de Nederlandse wet en bevat onder andere een verbod op het omzeilen van digitale sloten. Als die term valt, komt al vrij gauw ook het begrip DRM in beeld. DRM is een veelomvattende afkorting, die over het algemeen al snel negatieve reacties oproept. Ondanks dat was een van de sprekers op het symposium uitgesproken voorstander van het gebruik van digital rights management om het auteursrecht weer aan zijn doel te kunnen laten beantwoorden. Deze advocaat van DRM, Bernt Hugenholtz, is hoogleraar Informatierecht aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam en is lid van de Commissie Auteursrecht, die de Minister van Justitie adviseert over auteursrechtelijke aangelegenheden.
DRM met een vriendelijk gezicht?
Bovenstaand kopje was de ondertitel van Hugenholtz' bijdrage. Hij zei het te betreuren dat het begrip DRM een negatief imago heeft, omdat de mening van veel mensen niet voldoende op feiten gebaseerd is. DRM bestaat namelijk uit meer componenten dan de kopieerbeveiliging die meestal als eerste genoemd wordt. In de eerste plaats gaat het om een manier om op individueel niveau auteursrechten te beheren, in tegenstelling tot de collectieve manier waarop Buma/Stemra dat nu regelt. Verder is het bij uitstek een methode om een directe relatie op te bouwen tussen de rechthebbende en de gebruiker, iets dat in het conventionele auteursrechtsysteem niet meteen aan de orde is. Het product waar het digitale-rechtenbeheer betrekking op heeft, komt normaal gesproken vergezeld van een gebruikslicentie waarin precies staat wat de rechten van gebruiker zijn. Handhaving en beveiliging van deze constructie gebeurt door techniek; dit kan een kopieerbeveiliging, een beperkte toegang met wachtwoord, encryptietechnologie of een vorm van monitoring zijn.

Juist die monitoring en kopieerbeveiligingen zijn waarschijnlijk de redenen dat veel mensen argwanend naar DRM-toepassingen kijken. De constructie op zich is echter intrinsiek noch goed, noch kwaad, zoals met eigenlijk alle techniek, zo betoogt Hugenholtz. Het karakter ervan hangt af van de manier waarop het uiteindelijk praktisch toegepast wordt. Het feit dat er in dat opzicht risico's aan kleven weerhoudt Hugenholtz er niet van om te pleiten voor de technologie. Ook aan het huidige systeem zitten nadelen evenals aan een ander denkbaar systeem van heffingen, waar verderop in dit artikel nog op ingegaan zal worden. Als nadelen van DRM erkent Hugenholtz dat de kopieervrijheid aan banden gelegd wordt. Hierbij tekent hij echter direct aan dat er niet zoiets bestaat als een recht op een thuiskopie. De auteurswet staat toe dat iemand een kopie voor eigen gebruik maakt, maar dat is iets anders dan 'recht erop hebben'. Dat zou kunnen inhouden dat men kan eisen dat een kopieerbeveiliging van het werk afgehaald wordt, wat niet het geval is.
Verder gaf Hugenholtz toe dat de informatievrijheid door DRM-toepassingen beperkt kan worden. Dit kan voor de wetenschap of de journalistiek problematisch zijn. Bovendien doet zich momenteel al het probleem voor dat mensen met een visuele handicap, die gebruik maken van een brailleleesregel om digitale teksten te kunnen lezen, hinder ondervinden wanneer een werk beschermd is door middel van DRM. Verder zou het een probleem kunnen zijn dat het 'publiek domein' verlies lijdt op deze manier. Onder het huidige recht vervalt het auteursrecht van een werk zeventig jaar na de dood van de maker. Het werk valt dan in het publieke domein, wat betekent dat het vrij te gebruiken is. Een ander probleem zou kunnen zijn dat de interoperabiliteit in gevaar komt door gebrekkige standaardisatie. Ten slotte komt uiteraard de vraag op of de privacy van de eindgebruiker niet geschaad wordt. Op deze vraag werd echter niet direct een aannemelijk antwoord gegeven.
Hugenholtz zou natuurlijk geen voorstander van constructies met DRM zijn als het hierbij zou blijven. Volgens hem zitten er overtuigende voordelen aan een dergelijk systeem, die dit naar zijn mening een aantrekkelijker optie maken dan een systeem met heffingen op allerhande zaken als harde schijven, internettoegang en gebruik van peer-to-peersoftware. Door de individuele zelfhandhaving is er bijvoorbeeld minder behoefte aan een krachtige rechtshandhaving waarbij belangenbehartigers consumenten voor de rechter dagen. Om dezelfde reden is een sterk auteursrecht dan ook minder noodzakelijk. Heffingen op blanco beeld- en geluidsdragers kunnen afgeschaft worden, omdat er natuurlijk niet twee keer voor dezelfde content betaald hoeft te worden. Bovendien hoeft de eindgebruiker alleen te betalen voor datgene wat hij daadwerkelijk consumeert, in plaats van dat iedereen die een lege cd of dvd koopt, meebetaalt aan het downloadgedrag van anderen.
Als ultiem voorbeeld van een goed werkende DRM-toepassing ziet Hugenholtz de iTunes Music Store van Apple. Daar wordt een vorm van technische beveiliging gekoppeld aan een individuele relatie tussen de exploitant en de consument. Het succes van de muziekwinkel bewijst volgens de wetenschapper de haalbaarheid van een dergelijk systeem. Verder noemt Hugenholtz de Creative Commons License in dit verband. Artiesten die hun werk onder dit licentieprogramma uitbrengen, kunnen zelf aangeven in hoeverre hun creatie aan het publieke domein toevalt. Dit initiatief wordt wel de GPL van de creatieve producenten genoemd. Zo bevat het programma een licentie waarbij werk dat daaronder valt gebruikt en gemodificeerd mag worden, als deze gewijzigde versie dan maar weer onder diezelfde licentie wordt vrijgegeven. In Nederland werkt onder andere Simuze met de Creative Commons License, waarbij relatief onbekende artiesten door het (deels) prijsgeven van hun auteursrecht een betere verspreiding van hun muziek en zo een betere naamsbekendheid hopen te bereiken.

De Creative Commons License is ook een vorm van DRM
Alternatief model: heffingensysteem
Het tweede alternatief dat aan de orde kwam, was een systeem op basis van heffingen. Deze constructie zou op verschillende manieren vormgegeven kunnen worden. Hugenholtz haalde het voorstel aan van de Amerikaanse professor Neil Netanel. In dat concept, dat peer-to-peerheffing wordt genoemd, komt er een wettelijke gebruikslicentie in combinatie met heffingen op digitale dragers, pc's, p2p-software en diensten van internetproviders. Dit idee is ontstaan uit de gedachte dat de groei van p2p-gebruik toch niet meer te keren is, dus dat de rechthebbenden dan beter kunnen zorgen dat ze nog een beetje compensatie krijgen. In zo'n heffingensysteem zou elk niet-commercieel gebruik van beschermde werken toegestaan zijn. Elke vorm van DRM zou dan verboden moeten worden, aangezien een dergelijke beperking niet strookt met de gedachte dat je door het betalen van al die heffingen een wettelijke licentie verkrijgt, dat wil zeggen, het recht om de werken vrij te gebruiken zolang dat maar niet voor commerciële doeleinden is.
De voordelen van een dergelijke constructie zitten hem voor een groot deel in de eenvoud. De kosten per heffing zijn laag, omdat er voor elke soort heffing een vast tarief wordt gerekend. Het is dus duidelijk en overzichtelijk wat er over welke zaken wordt geheven. Bovendien zijn de kosten van handhaving van auteursrechten in dit systeem erg laag, omdat er weinig handhaving meer hoeft plaats te vinden wanneer iedereen vrij gebruik mag maken van beschermde werken zolang men maar die heffingen betaalt. In het systeem van de p2p-heffing zoals Netanel die voor zich ziet, worden de vergoedingen uit de 'heffingenpot' direct afgedragen aan de auteurs in plaats van aan de muziekindustrie. Verder kan de 'zwarte markt' die in de afgelopen jaren ontstaan is op deze manier gelegaliseerd worden. Een ander groot voordeel van een heffingensysteem is het feit dat er geen privacyrisico aanwezig is zoals bij de DRM-constructie. Ten slotte ziet Hugenholtz het als een voordeel dat er een vorm van solidariteit wordt gecreëerd doordat iedereen die heffingen moet betalen.

De voor- en nadelen van een heffingensysteem op een rijtje
Veel van deze voordelen hebben echter ook een keerzijde. Hoewel de kosten per heffing laag zijn kost het wel veel moeite om per heffing de tarieven vast te stellen. Door de vaste vergoeding betaalt de gebruiker eigenlijk niet direct voor wat hij consumeert. Het kan dus zo zijn dat er in verhouding te veel of te weinig betaald wordt, iets dat bij toepassing van DRM minder snel zal spelen. Aan de solidariteit kleeft het nadeel dat ook mensen die nooit beschermde werken downloaden toch moeten betalen, iets dat al snel als onredelijk zou kunnen worden ervaren. Tegenover de lage handhavingskosten staan hoge administratiekosten, omdat steeds moet worden bijgehouden hoeveel er binnenkomt en vervolgens bekeken moet worden naar wie dat geld toe moet. Bovendien is het waarschijnlijk ondoorzichtig of de compensatiegelden wel bij de juiste rechthebbende terechtkomen. Verder wordt de 'witte markt' mogelijk ondermijnd door het legaliseren van de 'zwarte markt'.
Een algemeen praktisch bezwaar tegen een op heffingen gebaseerd systeem is het feit dat de wet niet toestaat dat er over pc's wordt geheven. Een heffing kan namelijk plaatsvinden op producten waarvan vaststaat dat deze bedoeld zijn voor het maken van inbreuk op auteursrechten. Het primaire doel van een computer is echter niet het schenden van dit recht. Er bestaat dus geen noodzakelijke relatie tussen het gebruik van een computer en het downloaden van beschermd werk, zodat een dergelijke heffing onmogelijk is. Verder zouden heffingen in bepaalde gevallen onterecht moeten worden afgedragen, aangezien bijvoorbeeld open-sourcesoftware of verjaarde werken al vrij verkrijgbaar zijn. Ten slotte zou er dubbel betaald worden wanneer iemand downloadt via een dienst als iTunes, maar toch op alle mogelijke manieren heffingen moet afdragen. Het is afhankelijk van het belang dat aan de verschillende voor- en nadelen wordt toegekend, of men kiest voor dit systeem. Hugenholtz meent dat DRM dan toch een aantrekkelijker optie is; Kamiel Koelman van de Vrije Universiteit betoonde zich voorstander van een heffingensysteem, maar erkende dat er geen overduidelijke winnaar is.
De toekomst en het politieke debat
Toen de omzetting van de Europese richtlijn 'Auteursrecht in de informatiemaatschappij' in de Tweede Kamer werd behandeld, is een motie aangenomen die de regering verplichtte om de Kamer nog dit jaar een update te sturen over de toekomst van het auteursrecht, "waarbij expliciet wordt ingegaan op de houdbaarheid en handhaafbaarheid van het huidige rechtenstelsel en de belangen van consumenten en eerlijke mededinging." Minister Donner heeft deze notitie afgelopen week naar de Kamer gestuurd. In ieder geval is duidelijk dat in de nieuwe regeling wordt afgezien van een heffingensysteem en dat de voorkeur wordt gegeven aan een DRM-constructie. De wetgever had hier echter weinig keus, aangezien deze beslissing al in Brussel is gevallen en in de richtlijn opgenomen is. De vraag is dus eigenlijk niet zozeer welk systeem uiteindelijk gaat gelden in Nederland, maar veeleer de manier waarop dat geregeld zal worden.
Als laatste onderdeel van het symposium 'Alternatieve modellen voor auteursrecht' stond een debat op het programma tussen de Tweede-Kamerleden Nicolien van Vroonhoven (CDA), Martijn van Dam (PvdA), Kees Vendrik (GroenLinks) en Eerste-Kamerlid Ankie Broekers-Knol (VVD). Ieder van hen pleitte voor een grondige vernieuwing van het auteursrechtelijk regime. "Het huidige systeem is niet te handhaven. Criminalisering van burgers doordat grote rechthebbenden achter elke voordeur willen kijken, is iets dat we niet willen", aldus Kees Vendrik. Nicolien van Vroonhoven bepleitte een complete herziening. De huidige wet is volgens haar niet geënt op het internet. Naar haar mening moet men niet achter de feiten aan blijven lopen, maar naar de toekomst kijken en de ontwikkelingen een stap voor proberen te zijn. Ook Martijn van Dam liet weten een voorstander te zijn van het ontwikkelen van een compleet nieuw model, in plaats van gaten te blijven dichten.

Vlnr: Nicolien van Vroonhoven, Maartijn van Dam, Ankie Broekers-Knol, Kees Vendrik
Over de vraag of DRM nu wel een betere oplossing vormt dan een systeem dat gebaseerd is op heffingen waren de kamerleden verdeeld. Vendrik maakte zich zorgen over de macht van grote exploitanten. Hoewel een systeem van digital rights management uitgaat van individuele regelingen tussen auteurs en consumenten, kan dat niet kan werken omdat de contractsvrijheid van die eindgebruikers in de praktijk weinig voorstelt tegenover zulke grote partijen, zo stelde hij. Dat soort problemen zou bij een heffingensysteem geëlimineerd worden, maar komen bij een DRM-oplossing juist ten volle naar boven. Ankie Broekers-Knol reageerde met de stelling dat de consument niet zo zielig is als Vendrik deed voorkomen. Het zou volgens haar raar zijn als een gebruiker momenteel wel zelf een computer kan kopen en beschermde werken downloaden, maar daarover in de toekomst geen individuele contracten kan sluiten. Martijn van Dam liet weten ook voorstander te zijn van een DRM-systeem, als de belangen van consumenten maar gewaarborgd worden, een taak die volgens hem juist door de overheid gewoon uitgevoerd kan worden.
Met betrekking tot het privacyvraagstuk bij digital rights management waren Van Vroonhoven en Broekers-Knol het erover eens dat de consument niet als een zielig weerloos wezen moet worden afgeschilderd. Volgens Van Vroonhoven kan de eindgebruiker best zelf beslissen wat hij wil kopen en op welke voorwaarden hij dat wil doen. Vendrik stelde dat er wel voldoende waarborgen moeten worden opgenomen in de nieuwe wetgeving. Het zou volgens hem raar zijn als dat niet zou gebeuren, terwijl bijvoorbeeld voor telecomgegevens precies in de Telecomwet vastgelegd is wat er om welke reden waar en voor welke duur mag worden opgeslagen. Naar zijn mening is het griezelig om aan de industrie wel toe te staan dat informatie over gebruikers verzameld en gesystematiseerd opgeslagen wordt, terwijl dat zelfs aan de overheid niet zomaar wordt toegestaan. Ook Van Dam vond dat dergelijke zaken voldoende gewaarborgd zouden moeten worden in nieuwe regelgeving. Net zoals banken niet mogen weten wat iemand op welke plaats gekocht heeft met zijn pinpas, mogen exploitanten die DRM gebruiken ook niet alles weten. "Dat moet geregeld worden, omdat de consument in zulke gevallen altijd het onderspit delft", zo redeneerde hij.
Afgezien van deze voortgang op het gebied van wetgeving zijn er ook bepaalde ontwikkelingen in de praktijk waar te nemen. Volgens sommige onderzoeken neemt illegale filesharing op dit moment af, waar legale downloads juist aan terrein winnen. Het belangrijkste voorbeeld daarvan is natuurlijk Apple iTunes, maar ook kan in dit verband gedacht worden aan ringtones die tegen betaling gedownload worden. Een andere ontwikkeling is de daling van verkoopprijzen van cd's, die onlangs ingezet is. Verder is het interessant dat dat Sony Japan vanaf november geen beveiligde cd's meer aanbiedt.

Apple iTunes interface
Conclusie
Samenvattend kan worden gezegd dat er niet echt een ei van Columbus gevonden is waarmee volledig tegemoet wordt gekomen aan zowel de belangen van rechthebbenden, als aan de wens van consumenten om eenvoudig en goedkoop aan digitale content te kunnen komen. Nu vrijwel zeker in de nieuwe wetgeving voorlopig uitgegaan wordt van een regeling gebaseerd op digital rights management, moet gezegd worden dat ook dit geen compleet alternatief vormt voor het auteursrecht. Het auteursrecht zal hoe dan ook een functie blijven vervullen om bijvoorbeeld de relatie tussen exploitanten en intermediairs (zoals bibliotheken) vast te leggen. Wel zorgt de constructie ervoor dat de rechthebbenden op een betere manier 'return on investment' gewaarborgd zien dan onder het huidige systeem. Erkend wordt door alle partijen dat de zwakke schakel van op kopieerbeveiliging gebaseerd DRM ligt in de kans dat één iemand erin slaagt om deze te breken. Dan is de content in korte tijd weer net zo eenvoudig beschikbaar te stellen als nu.
Hugenholtz stelt echter in dit verband dat het een volstrekte misvatting is om te menen dat DRM perfect moet zijn. Prikkeldraad als omheining voor een weiland is ook niet waterdicht en perfect, maar het remt wel, zo redeneert hij. Verder wees Van Vroonhoven nog eens op het punt dat eerder ook al door Alberdingk Thijm was genoemd: het probleem van de deterritorialisering, de grenzeloosheid van internet. Van een nieuw Nederlands auteursrecht kan sowieso niet verwacht worden dat het alle moeilijkheden uit de wereld helpt. Het grote struikelblok voor alle nationale wetgeving ten aanzien van internetgerelateerde zaken is nu juist dat het internet zich uitstrekt over landsgrenzen heen. Wettelijke regelingen kunnen dan ook daadwerkelijk pas effectief zijn, wanneer deze geharmoniseerd zijn op wereldniveau, of in ieder geval op Europees niveau. Met dit alles ligt er nu eerst een belangrijke taak bij de wetgever om de privacyrechten van gebruikers voldoende te beschermen in de nieuwe regeling.