Het Nasa Ames Research Center heeft een microprocessor gemaakt die in staat is zichzelf te repareren. Microprocessors bestaan uit miljoenen transistoren en zijn doorgaans dan ook zeer gevoelig voor storingen. Het begint al bij de fabricage: van de chips op een wafer is doorgaans meer dan de helft defect. Zelfs een processor die het in eerste instantie wel doet kan nog zwakke plekken hebben, waardoor hij er na een tijdje zomaar mee ophoudt. Voor toepassingen op aarde maakt dat niet zoveel uit. Een processor heeft een technische levensduur van ongeveer tien jaar, maar wordt meestal al na drie jaar afgedankt omdat er inmiddels veel snellere modellen op de markt zijn. De meeste storingen treden pas op als de processor ouder is, zodat defecten vrij weinig voorkomen. En mocht hij binnen die tijd toch kapot gaan, dan is het simpel hem te vervangen door een nieuwe.
In de ruimtevaart ligt het allemaal wat moeilijker. Een satelliet of ruimtesonde is doorgaans bedoeld om langer dan drie jaar in de lucht te blijven, de chips erin worden blootgesteld aan een hoge dosis kosmische straling en bij defecten is het zeer moeilijk een monteur langs te sturen voor reparatie. Bij ruimtesondes heeft betrouwbaarheid dan ook een zeer hoge prioriteit. Deze wordt tot dusverre bereikt door ruimtevaartuigen met meerdere processors uit te rusten, zodat als er een defect raakt de anderen het over kunnen nemen. Dit is echter niet meer dan een workaround en biedt dus geen definitieve oplossing. Als een ruimtesonde vijf processors aan boord heeft hoeven er in het slechtste geval maar vijf transistoren - een in elke processor - defect te raken om het toestel onbruikbaar te maken.
De Nasa heeft inmiddels een methode ontwikkeld die veel efficiënter gebruikmaakt van de nog werkende delen van de schakeling. Deze gaat uit van Field Programmable Gated Arrays (FPGA's). FPGA's hebben geen vaste schakelingen, maar programmeerbare logische blokken, die de signalen een bepaalde kant op sturen. Als een deel van de chip het begeeft, kan hij worden hergeprogrammeerd om dat stuk niet meer te gebruiken. Het Nasa-ontwerp gaat uit van twee FPGA's, die elkaar controleren. Raakt er een defect, dan begint de andere hem in alle mogelijke configuraties te herprogrammeren totdat hij weer werkt.
Onderzoekers van het Jet Propulsion Laboratory hebben een proefmodel gebouwd en dit blootgesteld aan een stralingsdosis die hoog genoeg was om een mens te doden. Het systeem viel wel even uit toen de eerste chip het begaf, maar begon daarna onmiddellijk honderd nieuwe configuraties per seconde uit te proberen tot een werkende programmering gevonden werd. Tevreden met dit resultaat denken de onderzoekers nu al aan nog verdergaande toepassingen van deze techniek, zoals systemen die kunnen groeien en zich aanpassen aan een veranderende omgeving.
