Paul DeMone van Real World Techologies heeft een verklaring gevonden voor het feit dat de Prescott-core een relatief heetgebakerde chip is die moeite heeft met opschalen. Hoewel in eerste instantie vooral het procédé en de 31 stappen tellende pipeline de schuld kregen van reviewers, bleek de 90nm-technologie voor andere producten wél goed te werken, en is nooit echt duidelijk geworden wat de achterliggende gedachte van de 50% langere pipeline was. De verklaring die DeMone nu heeft opgegraven in technische publicaties over de chip is dat Prescott een zwaar uitgebreide versie van de zogenaamde "Rapid Execution Engine" aan boord heeft. Toen Intel voor het eerst over de Pentium 4-architectuur sprak werd al verteld dat een deel van de chip op dubbele kloksnelheid zou gaan draaien. Het ging in Willamette en Northwood echter om nog geen miljoen transistors: alleen twee beperkte ALU's en de load AGU werkten met deze turbostand.
Voor de derde iteratie van de Netburst-architectuur is het werkgebied van de Rapid Execution Engine echter flink uitgebreid. Onder andere alle ALU's, alle AGU's, het L1 datacache en de registerbanken draaien tegenwoordig op dubbele snelheid. In totaal zijn er nu maar liefst 6,8 miljoen transistors die binnen een 3,8GHz-chip hun werk op 7,6GHz moeten doen - en bij een overklok als deze dus al dik boven de 12GHz zitten. Om dit voor elkaar te krijgen wordt gebruikgemaakt van "low voltage swing", oftwel een kleiner dan normaal spanningsverschil tussen de aan- en uitstand van de schakelaars. Het kleine verschil tussen aan en uit betekent dat er snel geschakeld kan worden, maar niet dat de basisspanning niet hoog hoeft te zijn, integendeel zelfs. Om de Rapid Execution Engine van voldoende spanning te voorzien krijgen ook de andere 120 miljoen transistors het zwaarder te verduren, waardoor de chip zijn welbekende hoge stroomverbruik krijgt. Ironisch genoeg behoort de Rapid Execution Engine zelf juist niet tot de heetste delen van de chip.
